In ons collectief gitaristengeheugen leeft de stelling dat de halsconstructie van een gitaar een invloed heeft op de sustain van het instrument. Met “sustain” bedoelen we de tijd voor een noot uitsterft en daarvan willen we allemaal dat die mogelijk lang duurt.
Stelling: Gitaren met een ‘neck thru’ constructie leveren de beste sustain. Hierbij zijn de hals en het middenstuk van de body uit één stuk hout. Onder- en bovenkant van de body zijn er gewoon, als een soort vleugels, aangeplakt. Een verdienstelijke tweede is de “set-neck” constructie waarbij de hals in de body wordt gelijmd. Niet zo goed voor je sustain is de “bolt-on” constructie, waarbij de hals aan de body bevestigd wordt met schroeven.
Als dit inderdaad zo was, dan zou dit een korte blog worden: Wil je veel sustain, koop dan een Ibanez of een Yamaha uit de jaren 80. Wil je veel sustain en de juiste looks, koop dan een gibson les paul en lig je daar allemaal niet wakker van, koop dan een Fender strat of tele.
De wetenschap heeft echter iets heel anders aangetoond. In 2007 publiceerde Motolla een wetenschappelijk onderzoek, gebaseerd op spectografische analyses en hoortesten, waaruit bleek dat net het omgekeerde het geval is. Geschroefde halzen “sustainden” het beste en de neck-thru constructies het slechtste. Ditzelfde onderzoek werd in 2013 nog eens overgedaan met echte, uit de winkel, instrumenten, met dezelfde resultaten.
Eerlijk gezegd heb ik zelf ook nooit echt een noemenswaardig verschil kunnen horen en dat is normaal omdat die verschillen weliswaar meetbaar zijn maar niet echt hoorbaar met ons menselijk gehoor.
Bovenstaande stelling is dus een mythe. De vraag is dan nog waar die mythe vandaan komt en ik denk dat we daarvoor even terug moeten naar de jaren vijftig van de vorige eeuw. Meer bepaald, naar 1950 toen Leo Fender de broadcaster, de eerste solidbody met een geschroefde hals, introduceerde.
De Broadcaster was niet alleen van concept heel anders dan de anderen (Gretsch, Gibson, Epiphone, …) maar ook qua gebruikte houtsoorten (maple en alder/ash i.p.v. mahony) en pick-up’s (low-output single coils). Een Fender had daardoor een ‘twangy’, fel geluid met veel plectrum ‘attack’ waardoor een noot bij de aanslag even sterk doorklonk om dan snel naar een lager volume te gaan.
Bij Gibson, die bij “all mahony” bleven, eventueel met een dun maple topje en humbuckers of P-90 pick-up’s, had je die stevige “plectrum” attack, die plotse piek bij het aanslaan van een noot, niet. De noot stierf gelijkmatiger uit dan bij de Fender waardoor de indruk ontstond dat ze langer aanhield.
Aangezien de bouw van solidbody electrische gitaren toen nog echt in de kinderschoenen stond was de kennis van gebruikte houtsoorten nog niet zo ontwikkeld als vandaag. Zeker voor gitaristen was het meest opvallende en evidente verschil tussen Fenders en Gibsons, de halsconstructie. En mijn theorie is dat daar de mythe ontstaan is.
Ik heb trouwens ooit een, qua houtsoorten en pick-up’s identieke, Arbiter les paul met bolt-on neck en een Gibson les paul met een set-neck met elkaar vergeleken. Er was wel een verschil in klank – de Arbiter was iets feller – maar zeker niet in sustain. I rest my case …
Als dit inderdaad zo was, dan zou dit een korte blog worden: Wil je veel sustain, koop dan een Ibanez of een Yamaha uit de jaren 80. Wil je veel sustain en de juiste looks, koop dan een gibson les paul en lig je daar allemaal niet wakker van, koop dan een Fender strat of tele.
De wetenschap heeft echter iets heel anders aangetoond. In 2007 publiceerde Motolla een wetenschappelijk onderzoek, gebaseerd op spectografische analyses en hoortesten, waaruit bleek dat net het omgekeerde het geval is. Geschroefde halzen “sustainden” het beste en de neck-thru constructies het slechtste. Ditzelfde onderzoek werd in 2013 nog eens overgedaan met echte, uit de winkel, instrumenten, met dezelfde resultaten.
Eerlijk gezegd heb ik zelf ook nooit echt een noemenswaardig verschil kunnen horen en dat is normaal omdat die verschillen weliswaar meetbaar zijn maar niet echt hoorbaar met ons menselijk gehoor.
Bovenstaande stelling is dus een mythe. De vraag is dan nog waar die mythe vandaan komt en ik denk dat we daarvoor even terug moeten naar de jaren vijftig van de vorige eeuw. Meer bepaald, naar 1950 toen Leo Fender de broadcaster, de eerste solidbody met een geschroefde hals, introduceerde.
De Broadcaster was niet alleen van concept heel anders dan de anderen (Gretsch, Gibson, Epiphone, …) maar ook qua gebruikte houtsoorten (maple en alder/ash i.p.v. mahony) en pick-up’s (low-output single coils). Een Fender had daardoor een ‘twangy’, fel geluid met veel plectrum ‘attack’ waardoor een noot bij de aanslag even sterk doorklonk om dan snel naar een lager volume te gaan.
Bij Gibson, die bij “all mahony” bleven, eventueel met een dun maple topje en humbuckers of P-90 pick-up’s, had je die stevige “plectrum” attack, die plotse piek bij het aanslaan van een noot, niet. De noot stierf gelijkmatiger uit dan bij de Fender waardoor de indruk ontstond dat ze langer aanhield.
Aangezien de bouw van solidbody electrische gitaren toen nog echt in de kinderschoenen stond was de kennis van gebruikte houtsoorten nog niet zo ontwikkeld als vandaag. Zeker voor gitaristen was het meest opvallende en evidente verschil tussen Fenders en Gibsons, de halsconstructie. En mijn theorie is dat daar de mythe ontstaan is.
Ik heb trouwens ooit een, qua houtsoorten en pick-up’s identieke, Arbiter les paul met bolt-on neck en een Gibson les paul met een set-neck met elkaar vergeleken. Er was wel een verschil in klank – de Arbiter was iets feller – maar zeker niet in sustain. I rest my case …