‘Gewone’ 80/20 snaren of Fosfor Bronze snaren?
Fosfor Bronze wordt vaak omschreven als de ‘betere’ snaar en te verkiezen boven de gewone, meest gangbare 80/20 (80% koper, 20% zink) snaar. Fosfor Bronze snaren kosten dan wel meer maar dat ze beter zijn is eigenlijk een misvatting. Het verschil tussen de beiden ligt ‘m vooral in klankkleur. 80/20 snaren hebben van nature een heldere klank. Fosfor Bronze snaren klinken een stuk warmer. Het gaat dus vooral om ‘smaak’. Hou je van een helder geluid, dan kies je 80/20. Heb je het graag iets warmer of, anders gezegd, iets minder uitbundig, dan kies je voor Fosfor Bronze. In de praktijk laat ik de keuze van de snaar afhangen van het instrument waar ze op moeten. Heb je een gitaar die gebouwd is met ‘warm’ hout, bijvoorbeeld met een ceder top en mahonie body dan zal 80/20 meestal de betere keuze zijn. Heb je een van nature feller instrument, bijv. met een sparren (spruce) top en een rosewood body, dan ben je wellicht gebaat met Fosfor Bronze snaren om het beest wat te temmen. Daarnaast speelt ook de voor de toets gebruikte houtsoort een belangrijke rol. Ebbenhout en (minder vaak voorkomend) esdoorn klinken feller dan rosewood of pallisander. Ook hier zou ik eerder voor fosfor bronze opteren. .De beste klank ligt vaak in het evenwicht tussen de verschillende componenten en daar kan een juiste snaarkeuze toe bijdragen.
En Silk ’n Steel snaren dan?
Bij "Silk & Steel" snaren zit er om de stalen kern nog een laagje (kunst-?) zijdevezels voor een wat minder metalige klank. Ze hebben ook bewust een lagere spanning dan gewone staalsnaren en klinken een stuk “mellower” dan de 2 bovenstaande varianten. Veel gitaristen gaan er met een grote boog omheen omdat ze vinden dat ze niet ‘voelen’ en klinken zoals een steelstring dat zou moeten doen. Voor mij hebben ze wel degelijk een bestaansrecht. Ik zou ze nooit op een gewone western gitaar zetten maar ze zijn als geen ander in staat om de schelheid van een parlor wat uit te vlakken en de scherpe noten uit een (vintage) akoestische jazzer te halen.
Dun is voor Sissie’s, dik voor macho’s?
Voor de dikte van de snaren bestaat er een vuistregel. Hoe dikker de snaren, hoe meer volume en dynamiek maar hoe moeilijker te spelen. En, hoe dunner de snaren, hoe minder volume en dynamiek maar hoe comfortabeler te spelen. Voor het overgrote deel klopt deze regel. In de praktijk komt het er dus op neer dat de dikte van je snaren een compromis zal zijn tussen bespeelbaarheid en klank. Voor het overgrote deel (maar uiteraard niet voor iedereen) van de niet professionele gitaristen ligt dit evenwicht bij een snaardikte van 011-052. Dit kan je dan ook als uitgangspunt nemen als je gaat experimenteren. De meeste professionele gitaristen uit mijn klantenkring spelen op 012-053.
Wanneer zijn snaren aan vervanging toe?
Sowieso als ze breken ;-) maar verder hangt dat af van verschillende, persoonlijke factoren: de kwaliteit, je speelstijl, je zweet en natuurlijk hoe veel je speelt. Eigenlijk moet je je snaren vervangen als ze niet meer goed klinken. Nu gaat dat slechter klinken sluipenderwijs en je went aan het steeds iets doffer wordende geluid van oude snaren. Je weet pas hoe slecht je snaren klinken als je er een nieuw set oplegt. Als je snaren verroest zijn is het zeker hoogtijd. Verroeste snaren voelen ruw aan bij het spelen maar tasten ook je frets aan. Op de plaatsen waar je veel speelt slijt er een groef in je frets. Repareren daarvan is duurder dan af en toe een vers setje snaren! Uitgangspunt: Na 25 uren speeltijd heeft de gemiddelde snaar het echt wel gehad en wordt het tijd voor een nieuw setje.